Alleen voor docenten

Taalprof Klas is een apart onderdeel van het Taalprof blog, naast het al bestaande Taalprof Plein. Het verschil is dat de berichten in Taalprof Klas alleen maar over grammatica in de klas gaan, en dat ook de discussie daartoe beperkt dient te blijven.

Taalprof Klas zal daartoe strenger worden gemodereerd. Reacties die niet over de klassenpraktijk gaan, zullen zonder verdere opgaaf van redenen worden verwijderd.

vrijdag 26 februari 2016

Een zinsdeel om te koesteren

Ik zat vandaag bij een college dat over didactiek ging. Op een gegeven moment ging het over de zes sleutelbegrippen voor een goed lesontwerp van Ebbens & Ettekoven, waarvan er een handelde over betekenisgeving. Natuurlijk werd hier het voorbeeld van het grammaticaonderwijs genoemd, dat wel tot de moeilijkste onderwerpen in dit verband zou behoren. Want grammaticaonderwijs, daar kunnen we met de beste wil van de wereld geen nut voor aantonen. Het is dat het zo stevig verankerd zit in ons gevoel van wat er toe doet, want anders was het allang afgeschaft.

Een van de studenten verwoordde het fijn door als voorbeeld te noemen dat je bij grammatica 'de beknopte bijvoeglijke bijzin' moest uitleggen, en dat je dan absoluut geen idee zou hebben hoe je daar betekenis aan zou kunnen geven.

De beknopte bijvoeglijke bijzin, ja dat is wat. Bij nader inzien kon niemand daar zo gauw een voorbeeld van geven, dus het was een uit de lucht gegrepen en ter plekke op goed geluk in elkaar geknutselde term. Iedereen keek naar de taalprof voor een voorbeeld (een pen om te schrijven, wist ik gelukkig meteen). Maar goed, volslagen zinloos, daar was iedereen het over eens.

Even later ging het om het ontwerpen van onderzoekend leren, en de docent vroeg een voorbeeld. Ik had mijn mond al open, maar hij onderbrak me en zei "niet de beknopte bijvoeglijke bijzin." Hé, da's nou jammer.

zondag 21 februari 2016

Hoe kom je aan een goed antwoord op deze vraag?

Op de Facebookgroep Leraar Nederlands vraagt Carolien Van den Neste naar de ontleding van de zin Ik kom aan eten. Deze zin was ter sprake gekomen in een les over het meewerkend voorwerp aan een 1 havo/vwo-klas. Blijkbaar had er een discussie plaatsgevonden naar aanleiding van het werkwoord aankomen, dat natuurlijk geen meewerkend voorwerp bij zich heeft, en toen had een leerling gevraagd: hoe zit het dan met ergens aan komen, in de zin Ik kom aan eten?

Goeie vraag, en een teken dat leerlingen actief meededen in de discussie! Daar kun je eigenlijk alleen maar bewondering voor hebben. Maar de docent en leerlingen kwamen er niet helemaal uit. Is dat erg? Misschien niet, als je maar meer inzicht krijgt in de overwegingen die je kunt hebben.