Alleen voor docenten

Taalprof Klas is een apart onderdeel van het Taalprof blog, naast het al bestaande Taalprof Plein. Het verschil is dat de berichten in Taalprof Klas alleen maar over grammatica in de klas gaan, en dat ook de discussie daartoe beperkt dient te blijven.

Taalprof Klas zal daartoe strenger worden gemodereerd. Reacties die niet over de klassenpraktijk gaan, zullen zonder verdere opgaaf van redenen worden verwijderd.

zondag 2 oktober 2016

Onbegrijpelijk

In de Facebookgroep Leraar Nederlands stond gisteren de volgende vraag:

Op dit moment kent deze vraag al meer dan honderd reacties, variërend van geïnteresseerd explorerend (Hé, hoe zit dat?) tot geïrriteerd afwijzend (Weg met die vraag!). Hoewel ik hier actief in heb geparticipeerd, zit ik toch met gemengde gevoelens.

zaterdag 20 augustus 2016

"Mij krijg je niet!" sprak de taalprof gevat.

Interessant lesidee op twitter: Sylvia Wenmackers (@SylviaFysica) laat zich inspireren door een blog van Simon Gelten en doet een oproepje om Nederlandstalige Tom Swifties te verzinnen. Wat zijn dat? Wel, de oerversie is een zin uit een Engels jeugdboek over een zekere Tom Swift. Hij luidt:
  • "We must hurry," said Tom swiftly.
In deze oorspronkelijke zin zit een woordspeling op de naam Tom Swift, en het bijwoord swiftly staat op een grappige manier in verband met wat hij zegt. In de boeken over Tom Swift werd deze constructie een soort running gag, en ook buiten de boeken staat hij bekend als een Tom Swifty (de l is in de naamgeving op een gegeven moment weggevallen).

Het schijnt dat Rudy Kousbroek, Broekhuis en (natuurlijk) Hugo Brandt Corstius al verschillende exemplaren hebben bedacht (in het blog van Simon Gelten staan er een aantal), en de constructie heeft in Nederland ook al een eigen Wikipediapagina. Daar staat hij als volgt gedefinieerd:

Een Tom Swifty bestaat uit:
  • een aangehaald citaat
  • een werkwoord dat het spreken uitdrukt (altijd in de verleden tijd)
  • de naam van de persoon die de zin uitsprak (meestal Tom)
  • een bijwoord
Wikipedia zegt er nog bij: "Het bijwoord zorgt voor een komisch effect."

De meeste geciteerde Tom Swifties voldoen niet aan deze strenge criteria. Vaak bevat de zin geen naam maar een andere aanduiding voor het onderwerp, en het bijwoord is ook wel eens een bijvoeglijk naamwoord, een bijwoordelijke bepaling of een bepaling van gesteldheid.

Het verzinnen van Tom Swifties (Sylvia Wenmackers stelde als Nederlandse naam een kousbroekje voor) is voor een grammaticales wel interessant, omdat de bepaling die voor het komische effect zorgt verschillende verbanden onderhoudt met de rest van de zin: allereerst een predicatief verband met het werkwoord (het bijwoordelijke aspect), soms (ook) een predicatief verband met het onderwerp (het gesteldheidsaspect), en iets met het citaat (vaak een tegenstelling of overeenkomst).

Ik heb er zelf al een paar verzonnen, naast de al bestaande en in het blog genoemde exemplaren van anderen, en de varianten die op twitter al gepost zijn als reactie op de oproep van Sylvia (er was ook nog een tweede oproep).

Dit zijn mijn voorbeelden, in de losse vorm zoals die ook door Battus en Kousbroek gemaakt zijn:
  • "Ik heb de mooiste!" riep de motorliefhebber ronkend.
  • "Een heel werk, zo'n beest uitbenen," sprak de walvisjager betraand.
  • "Ik ben ook tegen kattenfilmpjes," merkte Marianne poeslief op. 
  • "Anders zetten we het leger in," verklaarde de dictator defensief.
  • "Het is een onsje meer, mag dat?" sprak de kruidenier afgewogen.
  • "Dit is een stoptrein," zei de conducteur expres.
  • "Ik ben niet blij met zilver," zei de bokser terneergeslagen. 
  • "Ik persoonlijk" nam de taalkundestudent voornaam het woord.
En deze zijn wat "strenger in de leer," omdat de bepaling aan het einde ook de achternaam van het onderwerp vormt, zoals in de oerversie:
  • "Ik ben André van Duins grote voorbeeld," sprak Frans vrolijk.
  • "Ik word nooit meer zwanger!" pufte Sonja barend.
  • "Ik ga weer naar Oost-Indië!" riep Jan Pieterszoon koen.
  • "Die volleyballen zijn te duur," verklaarde de trainer Bert goedkoop.
  • "Je ontleedt te langzaam," zei Barbara snel (Barbara Snel is een bestaande docente Nederlands).

donderdag 11 augustus 2016

Ontleden die hap!

De meeste leraren zitten natuurlijk al tijdens hun vakantie te puzzelen op het begin van het nieuwe schooljaar. Hoe kunnen we die grammatica nou eindelijk eens een beetje activerender en uitdagender behandelen dan met die eeuwige ezelsbruggetjes en vuistregels waar iedereen ongelukkig van wordt? Sommigen onder hen durven het aan op op een geheel nieuwe manier te gaan werken (bijvoorbeeld met de Activerende Grammaticadidactiek van het docentontwikkelteam van de Radboud Universiteit (zie deze gratis didactische bundel). Maar anderen zijn wat voorzichtiger, en willen liever eerst iets kleinschaligers uitproberen.

De taalprof is natuurlijk sterk begaan met elke leraar wie het grammaticaonderwijs ter harte gaat, en stelt daarom graag de onderstaande uitprobeerles ter beschikking, voor alle leraren die hun grammaticaonderwijs eens op een andere manier willen beginnen. Je zou het al in de brugklas op deze manier moeten kunnen doen, maar ook in de hogere klassen kan het nog zinvol zijn (dan moet je misschien wat hints weglaten).

De bedoeling van de les is om de leerlingen een basisinzicht te geven in het taalkundige principe van de subject-predicaatverbinding (de betekenis tussen onderwerp en gezegde), en het begin mee te geven van de verbinding tussen werkwoord en voorwerp. Van daaruit kun je de basisconstructie van de zin verder uitwerken.

De oefening probeert het taalgevoel van de leerlingen aan te spreken door uit te gaan van spreektaaluitingen, waarin het betreffende taalkundige principe zo kernachtig als mogelijk tot uitdrukking komt. Leerlingen worden aangespoord om zelf de betekenis van de uitingen in te vullen.

Reacties, feedback en ervaringen worden sterk op prijs gesteld.

De oefening staat in dit pdf-bestand. Veel plezier ermee!

woensdag 6 april 2016

Een werkvorm voor wie alles al weet van het naamwoordelijk gezegde

De volgende zinnen zien er allemaal hetzelfde uit. Ze beginnen met een onderwerp, en dan krijg je een vorm van het werkwoord zijn, en verderop in de zin staat een voltooid deelwoord. Zo op het eerste gezicht zijn ze dus allemaal hetzelfde. Maar als je beter kijkt, dan zie je grote verschillen!
  1. Onze winkel is geopend.
  2. Het politiebureau is uitgebrand.
  3. Onze leraar is gepromoveerd
  4. Niemand is geïnteresseerd in deze oefening.
  5. Deze serie is in één keer uitgezonden.
  6. Iedereen is verbaasd.
  7. Hij is veranderd.
  8. Mijn ouders zijn getrouwd.
  9. Mijn ouders zijn gescheiden.
  10. Deze film is ingekleurd.
  11. De kaas is gesmolten.
  12. Onze klas is uitgehongerd.
De verschillen tussen deze zinnen komen aan het licht als je de volgende opdrachten uitvoert!

Alles en een klein beetje meer, en dan nog een kleine toevoeging, over het naamwoordelijk gezegde

Het werkwoord zijn met een voltooid deelwoord blijft een lastige kwestie in de ontleding van naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde. In mijn vorige blogpost deed ik al een poging om de zaak te vereenvoudigen: praat over de vraag of het gaat om iets zijn of iets doen (of gedaan hebben), en maak in deze gevallen gebruik van het verschil tussen tegenwoordige tijd en voltooide tijd.

Toch zijn er gevallen waarbij de zaak nog gecompliceerder lijkt (let op: ik schrijf lijkt, want in werkelijkheid is het natuurlijk net zo simpel als alle andere gevallen). Dat zijn de gevallen waarbij het voltooid deelwoord ook nog een veranderingswerkwoord is. 

Alles en een klein beetje meer over het naamwoordelijk gezegde

Als je al eens alles over het naamwoordelijk gezegde hebt geschreven (ook nog in een document voor leerlingen), wat kun je daar dan nog aan toevoegen? Niks, zou je zeggen. Toch blijkt telkens weer dat niet elke docent Nederlands dit verhaal uit het hoofd kent, noch worden aankomende leraren hiertoe tijdens de lerarenopleiding verplicht. Het kan zijn dat er belangrijker zaken op de wereld zijn dan het naamwoordelijk gezegde (ik verbaas mij zo langzamerhand nergens meer over), maar waarom duikt de kwestie dan steeds weer op in docentenkamers en op discussiefora voor leraren?

dinsdag 5 april 2016

Jubileum van de beroemde Taalprof-voornaamwoordenserie

Vroeger, heel vroeger (ik spreek nu over 2006, dus alweer 10 jaar geleden) heb ik op dit weblog al eens een serie geschreven over het voornaamwoord. Inmiddels is die serie misschien in de mist van het internet uit het zicht verdwenen, dus ik poets hem maar weer eens op. Ik vind het nog steeds een aardige samenvatting van een aantal taalkundige inzichten die je als leerling (of docent) best zou kunnen (of moeten) willen weten:
Als je dat allemaal hebt gelezen, dan heb je een redelijk overzicht over de voornaamwoordelijke woordsoorten. Doen dus!

vrijdag 26 februari 2016

Een zinsdeel om te koesteren

Ik zat vandaag bij een college dat over didactiek ging. Op een gegeven moment ging het over de zes sleutelbegrippen voor een goed lesontwerp van Ebbens & Ettekoven, waarvan er een handelde over betekenisgeving. Natuurlijk werd hier het voorbeeld van het grammaticaonderwijs genoemd, dat wel tot de moeilijkste onderwerpen in dit verband zou behoren. Want grammaticaonderwijs, daar kunnen we met de beste wil van de wereld geen nut voor aantonen. Het is dat het zo stevig verankerd zit in ons gevoel van wat er toe doet, want anders was het allang afgeschaft.

Een van de studenten verwoordde het fijn door als voorbeeld te noemen dat je bij grammatica 'de beknopte bijvoeglijke bijzin' moest uitleggen, en dat je dan absoluut geen idee zou hebben hoe je daar betekenis aan zou kunnen geven.

De beknopte bijvoeglijke bijzin, ja dat is wat. Bij nader inzien kon niemand daar zo gauw een voorbeeld van geven, dus het was een uit de lucht gegrepen en ter plekke op goed geluk in elkaar geknutselde term. Iedereen keek naar de taalprof voor een voorbeeld (een pen om te schrijven, wist ik gelukkig meteen). Maar goed, volslagen zinloos, daar was iedereen het over eens.

Even later ging het om het ontwerpen van onderzoekend leren, en de docent vroeg een voorbeeld. Ik had mijn mond al open, maar hij onderbrak me en zei "niet de beknopte bijvoeglijke bijzin." Hé, da's nou jammer.

zondag 21 februari 2016

Hoe kom je aan een goed antwoord op deze vraag?

Op de Facebookgroep Leraar Nederlands vraagt Carolien Van den Neste naar de ontleding van de zin Ik kom aan eten. Deze zin was ter sprake gekomen in een les over het meewerkend voorwerp aan een 1 havo/vwo-klas. Blijkbaar had er een discussie plaatsgevonden naar aanleiding van het werkwoord aankomen, dat natuurlijk geen meewerkend voorwerp bij zich heeft, en toen had een leerling gevraagd: hoe zit het dan met ergens aan komen, in de zin Ik kom aan eten?

Goeie vraag, en een teken dat leerlingen actief meededen in de discussie! Daar kun je eigenlijk alleen maar bewondering voor hebben. Maar de docent en leerlingen kwamen er niet helemaal uit. Is dat erg? Misschien niet, als je maar meer inzicht krijgt in de overwegingen die je kunt hebben.

donderdag 21 januari 2016

Boter bij de vis

In het Manifest Nederlands op School, dat deze week verschijnt (heeft iemand trouwens de dubbelzinnigheid in deze titel opgemerkt?) worden bewuste taalvaardigheid en bewuste geletterdheid als hoogste doel van het schoolvak Nederlands aangeprezen.

De taalprof is het hier natuurlijk van harte mee eens. Sterker nog, hij spant zich voortdurend in om dat doel van bewuste taalvaardigheid handen en voeten te geven. Taalvaardigheid omvat ook inzicht in hoe taalstructuren in elkaar zitten, en met grammaticaonderwijs kun je dat inzicht heel goed ontwikkelen.

Kan dat zomaar? Jazeker! In aansluiting op de blogpost over Burzio's generalisatie presenteert de taalprof hierbij een complete, kant-en-klare lesmodule over de lijdende vorm. Met deze lesmodule, zo is de bedoeling, kan de leerling een bewuste vaardigheid ontwikkelen in het omgaan met de lijdende vorm. De module bestaat uit een afwisseling van werkvormen (die individueel of in groepjes kunnen worden uitgevoerd) en besprekingen daarvan. Onderdeel van de module is ook een didactisering van het concept onderwerp van de zin, die eventueel ook afzonderlijk uitgevoerd kan worden.

Probeert u het eens uit als docent, en rapporteer erover in de reactieruimte na deze blogpost!